Door Alex Bakker

Joep Huffener was Lotty’s echtgenoot. Ook hij had een oorlogsverhaal. Maar het duurde tot de jaren zeventig voordat hij dit vertelde. Joep was nog maar een jongen toen hij volwassen verzetswerk deed.

Een tienerjongen

Joep Huffener was een HBS’er van vijftien toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het gezin Huffener woonde in Bilthoven, in de dienstwoning van het sanatorium Berg en Bosch. Vader was hier hoofd van de technische dienst. Joeps biologische moeder was al jong gestorven. De kinderen werden opgevoed door hun stiefmoeder. Joep had, net als zijn broers en zussen, een warme band met haar.

Familie in verzet

Vader Huffener ging zich steeds meer met illegale activiteiten bezighouden. Langzaam maar zeker werd hij een belangrijke factor in de lokale verzetskringen en met hem Huize Huffener.De woning had een groot voordeel: het was gelegen op het terrein van het sanatorium. Berg en Bosch was een door nonnen geleid sanatorium voor katholieke arbeiders die aan tbc leden. Omdat de Duitse bezetters bang waren voor besmettelijke ziekten meden ze deze plek. Zo kon hier een verzetscentrum groeien, waar ook geregeld onderduikers werden opgevangen. Ook An, oudere zus van Joep, spande zich tot het uiterste in. Samen met haar man Sjef was ze betrokken bij ‘De Zwitserse weg’, waarmee mensen het land uit werden gesmokkeld.
De nog jonge broers Henk en Joep werden betrokken in het ondergrondse werk. Ze kwamen er steeds dieper in. Joep koos in 1942 volledig voor het verzetswerk en gaf de brui aan de HBS. Als schuilnaam nam hij ‘Adriaan van Welzen’ aan. A.L. des Tombe, burgemeester van Soest en vriend des huizes, zou Joep later omschrijven als een gevoelige jongen, die zich de ellende en het geweld van de oorlog sterk aantrok.

De hut in het bos
Joep bouwde een hut in het dichte dennenbos achter het sanatorium. Hij had stroom afgetapt van het sanatorium en gebruikte de hut als ontmoetingsplaats en opslagplaats voor geheime papieren. De hut was niet zo groot maar werd intensief gebruikt. Verzetsleider Dick van der Meer: “Deze hut kwam ter beschikking aan de Raad van Verzet waar ik toen commandant was. Er werden in deze hut onder meer wapens, springstoffen et cetera bewaard terwijl er al spoedig ook enkele onderduikers verbleven en wat later een Engelse piloot en een Canadese boordschutter.”
Joep zat zelf ook een tijdje ondergedoken in zijn eigen hut. Hij had een oproep gekregen voor de Arbeidsinzet. Later werd hij bovendien gezocht voor zijn verzetswerk. Maar hij moest de hut snel verlaten toen hij ontdekt bleek te zijn door de Duitsers. Joep dook onder in het sanatorium; en later bij de familie Lamers in Arnhem.

Het werk in verzetsgroepen
Joep werkte met veel verschillende mensen samen. Binnenshuis lag het accent op het helpen van (Joodse) onderduikers, iets waar vader Huffener al vroeg in de oorlog mee was begonnen. Buitenshuis maakte Joep respectievelijk deel uit van twee verzetsgroepen. De eerste groep opereerde zelfstandig maar stond in contact met de illegale CPN. Ze deed van alles: onderduikhulp, pamfletten verspreiden, distributiekantoren overvallen, wapens- en munitieopslag, pilotenhulp. In december 1943 werd de groep na een overval van de Duitsers opgeheven.
De tweede groep werd geleid door Dick van der Meer. Deze groep was vanaf ‘43 bij de Raad van Verzet aangesloten, en later bij de BS (Binnenlandse Strijdkrachten). De groep verleende hulp aan onderduikers en bewaarde wapens en munitie in de hut van Joep. Gewapende acties betroffen overvallen op distributiekantoren. Overigens bleek pas veel later dat Dick van der Meer contact met de inlichtingenorganisatie van de Komintern onderhield. Zo had de Engelse piloot in de hut een gecodeerde boodschap voor Moskou bij zich. Dit heeft Joep niet geweten.
Op zeker moment kreeg Joep de opdracht om de echtgenote van een Haagse SD’er te gijzelen en als ruilobject voor een gevangen verzetsman te gebruiken. Op het moment suprême bleek de vrouw een kind op de arm te hebben. Joep weigerde tot woede van zijn superieuren de opdracht uit te voeren.

Mislukte sabotage-aanslag op spoorlijn
In de nacht van 7 op 8 november 1944 zou Joep samen met onderduiker en ex-militair Flip de Leeuw een aanslag plegen op de spoorlijn tussen Bilthoven en Utrecht. Dit mislukte, met dramatische gevolgen: drie verzetskameraden dood en een trauma voor Joep.
Flip de Leeuw en Joep hadden de sabotage samen voorbereid. Machiel Balk, ook lid van de verzetsgroep, gaf aan mee te willen doen. Joep waarschuwde Machiel expliciet: “Denk erom, het is geen knikkeren.” Toen de drie jongens bij het spoor de explosieven probeerden te bevestigen, waren plotseling de Duitsers daar. De jongens doken in de berm, ze lagen plat om zich verborgen te houden. Toen raakte Machiel in paniek. Hij stond op en werd meteen onder schot gehouden. Ze vroegen hem: “Bist du alleine?” In doodsangst noemde hij de namen van Flip en Joep en wees waar ze lagen. Toen werd hij doodgeschoten. Flip werd gepakt maar Joep wist te ontkomen. Een nacht lang hield hij zich verborgen in een sloot. Uiteindelijk kwam hij met een longontsteking thuis en werd hij in het sanatorium opgenomen. Op 20 november 1944 werd Philip de Leeuw te Veenendaal gefusilleerd. Joep is niet meer in het actieve gewapende verzetswerk teruggekeerd.
Dit verhaal van verzet en verlies was het eerste wat Joep aan Lotty over ‘zijn oorlog’ vertelde.