Philips in Vught: collaboratie of verzet?

In het pas geopende SS-concentratiekamp Vught begon Philips in 1943 een werkplaats, waar gevangenen producten voor de Duitsers maakten. Lotty kwam ook bij dit Philips-Kommando te werken. Haar kleindochter Esther onderzocht voor een schoolwerkstuk of wat Philips deed collaboratie was of een verzetsdaad, waaraan Lotty en honderden anderen hun leven te danken hadden. Hier haar ingekorte verhaal.

Door Esther Huffener

Op 19 februari 1943 bezochten twee mannen van Philips kamp Vught. Zij hadden opdracht gekregen van de Philips-directie om te onderhandelen met de kampcommandant over een verzoek van het SS-hoofdkantoor in Berlijn om een Philips-werkplaats in te richten in het kamp. Al op 22 februari werd de Philips Speciale Werkplaats B 667 in gebruik genomen. Ongeveer 80 politieke gevangenen begonnen met eenvoudig werk, zo moesten zij materiaal sorteren uit het puin van de Philips-fabrieken die gebombardeerd waren. Later werden er door ruim duizend gevangenen ondermeer radiobuizen, radio’s, radiobanden, scheerapparaten, knijpkatten en buisvoetjes gemaakt.
Vanaf juni 1944 gaat het fout. Ongeveer 250 mannen, waaronder bijna alle leidinggevenden, worden gedeporteerd naar Dachau. Korte tijd later worden alle 500 Joodse mannen en vrouwen van het Philips-Kommando naar Auschwitz gedeporteerd. Het Kommando blijft bestaan onder Duitse leiding en neemt 750 nieuwe gevangenen aan. In september 1944 wordt kamp Vught ontruimd en komt er een einde aan het Philips-Kommando.

Directeur in oorlogstijd
Philips is het enige bedrijf dat tijdens de Tweede Wereldoorlog een werkplaats in een concentratiekamp heeft gesticht. In Duitsland is dit niet voorgekomen. Wat bewoog Philips bij de oprichting van het Philips-Kommando? En wat waren de gevolgen?
Frits Philips werd in 1940 directeur van Philips, nadat de andere bestuursleden bij het uitbreken van de oorlog via Engeland naar Amerika waren gevlucht. Hij moest als reserveofficier van het leger toestemming vragen aan zijn superieuren om Nederland te verlaten. Maar deze toestemming kwam te laat. Zo werd hij op 35-jarige leeftijd directeur van Philips en moest hij ervoor zorgen dat het bedrijf en de 20.000 personeelsleden door de oorlog kwamen.
De elektronicaproductie van Philips bleek belangrijk voor de Duitse oorlogsindustrie. De Duitsers stuurden dan ook de eerste jaren aan op samenwerking. Philips produceerde voor de oorlogsindustrie, maar deze productie was niet erg groot.

Arbeitseinsatz
Fritz Saukel werd in maart 1942 benoemd tot Generalbevollmächtigte für den Arbeitseinsatz. Saukel had de taak onder dwang arbeiders te ronselen om in Duitsland te gaan werken. Het Philips-personeel werd vrijgesteld van werk in Duitsland, totdat op zondag 6 december 1942 het Philips-complex gebombardeerd werd door Britse vliegtuigen. 3000 werknemers zaten zonder werk en hadden een grote kans om te moeten gaan werken in Duitsland. Het eerste motief van Philips om het Philips-Kommando op te richten was dan ook waarschijnlijk te voorkomen dat Philips-werknemers met de Arbeitseinsatz naar Duitsland moesten.

Dat Philips het belangrijk vond om voor de eigen werknemers te zorgen, blijkt ook uit de oprichting van het SOBU (Speciale Opdrachten Bureau). Philips richtte eind december 1941 een aparte werkplaats in Eindhoven op voor de eigen Joodse werknemers. Met het Speciale Opdrachten Bureau hoopte Philips de 75 Joodse mannen en 18 Joodse vrouwen beter te kunnen beschermen door hun kriegswichtig werk te laten doen. Maar al snel werd duidelijk dat de Joden bij SOBU niet veilig zouden zijn. Daarom werd in de zomer van 1942 het plan gemaakt om de SOBU-groep met hun familieleden via Spanje naar Curaçao te laten emigreren. De financiering kwam echter niet rond. De Philips-top in de Verenigde Staten mocht, kon of wilde geen 2 miljoen gulden betalen aan de Duitsers. Vanaf 30 juni 1943 dook vrijwel de gehele SOBU-groep onder. In augustus keerden ze langzamerhand één voor één weer terug, omdat de emigratieplannen misschien toch weer door konden gaan. Maar op 18 augustus 1943 werden Joodse Philips-werknemers onverwacht door Duitse overvalwagens opgehaald en naar Vught gebracht. Een tijd later werd de gehele SOBU-groep ingedeeld bij het Philips-Kommando.

Continuïteit
De zorg voor de eigen werknemers was ongetwijfeld niet de enige reden voor de oprichting van het Philips-Kommando. Philips was een internationaal bedrijf. Het bedrijf signaleerde bijna onmiddellijk een dreiging van een oorlog toen Hitler aan de macht was gekomen in 1933. Philips trof dan ook een groot aantal maatregelen om het bedrijf tegen de oorlog te beschermen. Zo werden de belangen van Philips veiliggesteld in een aparte rechtsconstructie, die vanuit Amerika geleid kon worden.
Er zijn nog meer aanwijzingen waaruit blijkt dat de continuïteit van het bedrijf een belangrijke rol heeft gespeeld. Aanvankelijk liet Philips alleen hoogopgeleide mensen werken bij de Speciale Werkplaats. Met hoogopgeleiden was het gemakkelijker de productie hoog te houden, en zij werden belangrijk geacht voor de toekomst van Nederland en Philips.

Ethische redenen
Toen Frits Philips in januari 1943 vanuit Berlijn het verzoek kreeg om in Vught een werkplaats in te richten zei hij in eerste instantie nee, zo liet hij in een radio-interview in 1986 weten. Maar hij bedacht dat gevangenen er beter van konden worden zonder de Duitse oorlogsindustrie al te veel te stimuleren.
Na de oorlog heeft Frits Philips gezegd dat de ethische redenen het belangrijkste waren voor oprichting van het Philips-Kommando. Dit is nogal twijfelachting, omdat Joden in het begin niet werden geselecteerd voor het Kommando. Philips werd daartoe gedwongen door de kampleiding, terwijl het moet hebben geweten dat Joden een groter gevaar liepen dan politieke gevangenen.
Lotty heeft over de rol van Philips gezegd: “In zekere zin hebben we door Philips, doordat we daar konden werken, de oorlog overleefd. Want als je daar niet werkte ging je vanuit Vught naar Auschwitz of Sobibor. We waren natuurlijk wel blij dat we bij Philips hebben gewerkt, daardoor zijn we wel in leven gebleven. Ik denk niet dat Philips van te voren heeft bedacht om onze levens te redden, maar ik denk wel dat Philips het prettig vond dat we gered waren, dat wel.”
Lotty kwam als 21-jarig joods meisje samen met haar vader, moeder en zusje aan in Vught. Op 6 en 7 juni 1943 moesten alle kinderen onder de 16 kamp Vught verlaten. Er werd gezegd dat de kinderen naar een speciaal kinderkamp werden gebracht. Eén of beide ouders mochten mee. Lotty’s zusje Carla was 15 en zowel haar moeder als vader ging mee. De transporten met 1296 kinderen en hun ouders hadden als eindbestemming de gaskamers van Sobibor. ?Een paar dagen na het Kindertransport wordt Lotty Veffer aangesteld bij het Philips-Kommando. “Ik moest condensatoren lassen. Je had twee kleine draadjes en die moesten aan elkaar gelast worden, het was geen zwaar werk.”

Dodenmars en bevrijding
Toen de geallieerden dichterbij kwamen, raakten de Duitsers in paniek. Daarom moesten alle overgebleven Joden in de nacht van 2 op 3 juni 1944 kamp Vught verlaten. Ze werden in goederenwagons naar Auschwitz gedeporteerd. “Toen we daar aankwamen, werden we ontluisd en we kregen een nummer op onze arm getatoeëerd en toen moesten we gaan douchen en daar kwam water uit. We wisten toen al dat er gaskamers waren.”?Na een paar dagen in Auschwitz te hebben verbleven, werden ze naar Reichenbach vervoerd. Ze gingen werken bij het bedrijf
Telefunken. Na een aantal maanden in Reichenbach begon

voor Lotty en de andere Philips-vrouwen een Dodenmars door Duitsland, totdat ze in Pattburg werden bevrijd.

Geschoolde vakarbeiders
Ook andere gevangenen hebben in diverse interviews over het Philips-Kommando verteld, zoals Max Koker en Harriet Isselman-Flatow. Max Koker kwam als 14-jarige Joodse jongen aan in kamp Vught, samen met zijn vader en zijn broer. Hij was blij toen hij mocht werken bij het Philips-Kommando. Hij verveelde zich enorm in het kamp en zo had hij weer wat te doen. Ten tweede had hij het gevoel dat Philips een zekere bescherming gaf, het was er goed geregeld, hierdoor werd hij met rust gelaten door de Duitsers en Kapo’s. Ten slotte kwam er elke middag eten vanuit Eindhoven, de zogenaamde Philiprak. ?Max is ervan overtuigd dat hij door Philips de oorlog overleefd heeft. Hij is één keer bijna op transport gesteld, maar doordat hij bij Philips werkte, hoefde Max op het laatste moment toch niet mee met het Kindertransport. In februari 1944 ging hij wel mee met een transport naar Westerbork, maar de Philips-mensen werden weer teruggehaald naar Vught. “Dat Philips het gedaan heeft om levens te redden, dat denk ik niet”, zei Max Koker in Andere Tijden, “maar het is wel een gevolg daarvan geweest. (…) Ik zal de laatste zijn om ze met bunkerbouwers of ander soort collaborateurs te vergelijken.” ?In juni 1944 werd ook Max Koker samen met de andere Joodse Philips-arbeiders weggevoerd naar Auschwitz-Birkenau. In een document stond dat de groep uit gelernte Facharbeiter bestond, waardoor de groep als geheel voor werk geslecteerd werd.
Max overleefde, maar zijn vader en broer die ook bij het Philips-Kommando zaten niet. Ze stierven aan uitputting en bevriezing.

Fantastische man
Harriet Flatow werd op 20-jarige leeftijd samen met haar moeder en broertje naar Vught gebracht. Haar moeder werd op 15 november 1943 weggevoerd: “Ik heb haar tot de poort begeleid en afscheid genomen en ik heb haar nooit meer gezien.” Ze had er nog bij Harriet op aangedrongen zich bij Philips te melden, Harriet had dat eigenlijk niet gewild: “Ik wou niet meewerken aan de oorlogsindustrie, ik wou niet helpen om iets te maken waar de Duitsers baat bij hadden.” In een interview zei Harriet Flatow: “Frits Philips is een fantastische man, hij staat heel hoog bij mij aangeschreven. (…) Frits Philips heeft er voor gezorgd dat die dingen allemaal gebeurden.”

Meer kans op overleven
Dat meer mensen de oorlog hebben overleefd die bij het Philips-Kommando zaten, dan gevangenen die bij de andere Kommando’s in Vught werkten is geen punt van discussie. Van de 498 Philips-Joden die op 2 juni 1944 van Vught naar Auschwitz werden vervoerd overleefden 382 de oorlog. Van een ander transport uit Vught naar Auschwitz, het Textieltransport waarbij 1149 Joden op 15 november 1943 werden weggevoerd, overleefden slechts 38 mensen de oorlog. Hoeveel politieke gevangenen van het Philips-Kommando de oorlog hebben overleefd is niet helemaal bekend, maar het is waarschijnlijk de grote meerderheid. Maar waarom hebben zoveel gevangenen van het Philips-Kommando de oorlog overleefd? En wat was hierbij precies de rol van Philips?
Wat misschien een rol heeft gespeeld is de Philiprak, de warme maaltijd tussen de middag, en het niet zo zware werk. Hierdoor waren de gevangenen van het Philips-Kommando fysiek sterker. Vught was voor veel gevangenen al een uitputtingsslag. Voordat ze op transport gingen waren ze vaak al heel erg verzwakt. Een deel van de gevangenen stierf door uitputting en ziekte in Vught, op transport of bij aankomst bij de kampen in Duitsland en Polen.
Ook een rol speelt het feit dat de werkers van het Philips-Kommando pas laat naar Duitsland en Polen werden gedeporteerd. De afdeling IV B 4 van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Den Haag heeft twee keer geprobeerd een deel van de Philips-werknemers op transport te stellen. Maar beide keren wist Philips deze transporten te verhinderen. De eerste keer was op 20 maart 1944. Er waren al 99 mannen in Westerbork aangekomen, toen er negen dagen later weer 89 mochten terugkeren naar Vught. Op 3 mei 1944 waren alle Joden afgevoerd naar het station bij de IJzeren Man in Vught, toen vanuit Berlijn het bericht kwam dat deze Joden terug moesten naar hun werkplaatsen, omdat zij onmisbaar waren voor de Duitse oorlogsindustrie.
Mogelijk hebben de Duitse Verwalter (bedrijfsleiders) van het bedrijf onder druk van de Nederlandse Philips-top hogergeplaatste functionarissen in Berlijn overgehaald het transport af te gelasten.

Vijf transporten
Het Philips-Kommando kon niet tot het einde toe bescherming bieden. Eind mei 1944 maakte de nieuwe kampcommandant van Vught een einde aan de bijzondere positie van het Philips-Kommando. Op 24 mei 1944 werden meer dan 250 mannen, die als politieke gevangenen in Vught zaten, onder wie vrijwel alle leidinggevenden van het Philips-Kommando naar Dachau gedeporteerd. De groep is in Dachau niet bij elkaar gebleven. Een groot aantal van hen heeft de oorlog overleefd. Hun status van voormalige Philips-werknemers heeft geen enkele invloed gehad op hun gevangenschap in Dachau.
In de nacht van 2 op 3 juni worden de laatste Joden uit Vught gedeporteerd. Allemaal werkers van het Philips-Kommando. Zij hadden in Auschwitz-Birkenau en daarna duidelijk wel baat bij hun Philips-status, al stond de Joodse vrouwen nog een barre voettocht te wachten.
De laatste politieke gevangenen in Vught, onder wie die van het Philips-Kommando, werden na Dolle Dinsdag 5 september 1944 op transport gezet naar Oraniënburg en vrouwenkamp Ravensbruck. De vrouwen werden vervolgens naar Reichenbach gestuurd, waar ze in de fabriek van Telefunken weer samenkwamen met de Joodse Philips-vrouwen. Zij gaan net als de Joodse vrouwen per trein er te voet naar het westen, maar waar de Joodse vrouwen na 5 april nog moeten doortrekken, blijven zij dan in een Volkswagenfabriek, waar ze op 14 april 1945 worden bevrijd.

De rol en invloed van Philips
Waarom konden de Joodse werknemers van het Philips-Kommando Auschwitz-Birkenau weer verlaten? Sommigen van de overlevenden zijn ervan overtuigd dat zij de oorlog hebben overleefd door de bescherming van Philips. Dat de macht van Philips tot Auschwitz reikte is hoogst onwaarschijnlijk, daarvoor ontbreekt in ieder geval elke aanwijzing. Meer waarschijnlijk is dat de Philips-groep als een opgeleide groep van specialisten in de radio- en elektrotechniek werd gezien. Het is zelfs niet onmogelijk dat de Joodse vrouwen al voorbestemd waren om bij Telefunken te gaan werken. ?Bij de Joodse mannen was er dezelfde situatie. Zij werden bestempeld tot Sonderkommando. Wat dat precies inhield wist men niet, maar zij werden gespaard. Ook was er vanuit Vught een document met de Joodse mannen meegekomen waarop de groep was aangeduid als Gelernter Radioarbeiter. Er bestaan ook vermoedens dat er door de Philips-Verwalter naar hogere instanties is gebeld om deze groep te sparen, maar ook hiervoor is geen bewijs. Het meest waarschijnlijk is dat de SS uit economisch belang ervoor heeft gezorgd dat de Philips-Joden niet werden vermoord. Zij werden als vaklui gezien en daar had Duitsland op dat moment een enorm gebrek aan.
Over eventuele invloed van Philips ten behoeve van de werknemers van het Dachau-transport en het transport naar Oraniënburg is niets bekend. Voor de vrouwelijke politieke gevangenen was hun werk voor het Philips-Kommando wel van invloed. Zij worden immers vanuit Ravensbrück naar Reichenbach gebracht om daar, net als de Joodse vrouwen van het Philips-Kommando, voor Telefunken gaan werken. Of het Philips-bedrijf hier een rol in heeft gespeeld is onbekend.

Conclusie
De conclusie is dat Philips destijds een sprong in het diepe heeft gemaakt, zonder te weten wat de gevolgen zouden zijn. Het is nog steeds een vraag waarom Frits Philips dit nu echt heeft gedaan. Feit is dat veel Joodse gevangenen dankzij het Philips-Kommando de oorlog hebben overleefd en dat Frits Philips een Yad Vashem-onderscheiding heeft gekregen van Israël, wat dit land niet lichtvaardig doet. De belangrijkste motieven voor de oprichting van het Philips-Kommando lijken ten eerste de zorg voor het personeel en ten tweede de continuïteit van het bedrijf te zijn geweest, en ten slotte het ethische motief om het leven van de gevangenen enige verlichting te bieden. Welk motief het zwaarst heeft gewogen is niet werkelijk te achterhalen.
Veel Joodse werknemers denken dat ze zonder Philips de oorlog niet zouden hebben overleefd; sommigen denken echter dat het Philips niet daar om te doen was, dat het een toevallige bijkomstigheid was.

Mijn conclusie is dat de oprichting van het Philips-Kommando beslist geen verzetsdaad was. Philips heeft de Duitsers niet proberen tegen te werken, het heeft de Joodse werknemers niet kunnen behoeden voor deportatie en ook veel politieke gevangenen zijn uiteindelijk gedeporteerd. Maar het Philips-Kommando vind ik ook geen schoolvoorbeeld van collaboratie. Philips heeft dan wel samengewerkt met de Duitsers en voor de Duitse oorlogsindustrie geproduceerd, maar het heeft daarmee wel bijgedragen aan betere leefomstandigheden voor de gevangenen in Vught en daarmee hun overlevingskansen vergroot.